Horen en zien: het belang van de bezwaarfase voor de conflictoplossing

De hoorplicht

Bij het vaststellen van een belastingaanslag heeft de inspecteur in de meeste gevallen geen verplichting tot het horen van een belanghebbende. Deze situatie wijzigt op het moment dat bezwaar wordt gemaakt tegen de belastingaanslag. In de Awb geldt als uitgangspunt dat voordat de inspecteur op een ingediend bezwaarschrift beslist, de belanghebbende in de gelegenheid moet worden gesteld om te worden gehoord. Deze hoorplicht vormt een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftprocedure.

Professional lawyer carefully listening to client and giving advices, close-up

Het belang van een hoorgesprek

In het hoorgesprek krijgt de belastingplichtige de mogelijkheid om zijn standpunten en argumenten mondeling naar voren te brengen. Een persoonlijk contact met de inspecteur kan bepaalde voordelen bieden. Zo bestaat een directe mogelijkheid om elkaar te bevragen en naar aanleiding daarvan elkaar over en weer (extra) informatie te verschaffen. Soms blijkt naar aanleiding van zo’n persoonlijk contact een oplossing mogelijk die eerder onbereikbaar leek. Het komt er eigenlijk op neer dat elkaar in de ogen kijken, elkaars vragen beantwoorden en begrip kweken voor elkaars positie vaak productiever werkt voor het bereiken van een oplossing dan elkaar schriftelijk te bestrijden.

Wie dient eigenlijk het initiatief te nemen voor een hoorgesprek?

Nu het hoorgesprek een belangrijke functie voor de conflictoplossing kan vervullen, is het de vraag wie eigenlijk het initiatief voor een hoorgesprek dient te nemen. Ligt de bal bij de inspecteur of bij de belastingplichtige?

Voor fiscale zaken geldt dat we naast de Awb te maken hebben met de AWR, de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. In art. 25 van deze wet is de hoorplicht in fiscale zaken geregeld. Opmerkelijk is dat in laatstgenoemd artikel het initiatief voor het houden van een hoorgesprek bij de belastingplichtige wordt gelegd. Vraagt die niet om een hoorgesprek, dan zou de inspecteur daaraan voorbij kunnen gaan. Ware het niet dat vervolgens uit het Besluit Fiscaal Bestuursrecht volgt dat het initiatief voor het horen weer bij de inspecteur wordt gelegd. Nu het beleid en de wet elkaar tegenspreken zorgt dit (vanzelfsprekend) voor de nodige verwarring. Gelukkig biedt de rechtspraak uitsluitsel. Uit de jurisprudentie volgt dat het beleid van de Belastingdienst in afwijking van de AWR dient te worden toegepast; het initiatief voor het horen ligt dus bij de inspecteur.

Het inzien van stukken

Voordat een constructief gesprek met de inspecteur kan plaatsvinden is het voor de belastingplichtige (vanzelfsprekend) van groot belang om inzage te krijgen in het eigen belastingdossier. Aan de hand daarvan kan hij bijvoorbeeld controleren op grond van welke informatie een aanslag is opgelegd die afwijkt van de ingediende aangifte. Als die informatie onjuist is, weet de belastingplichtige wat hem te doen staat: bewijzen (“aannemelijk maken”) dat die informatie niet klopt. De belastingplichtige die een conflict met de fiscus heeft, weet na inzage van zijn dossier waartegen hij zich moet verweren en kan dus zijn positie in het conflict beter bepalen. Het recht op inzage in het eigen belastingdossier is gekoppeld aan de hoorzitting tijdens de bezwaarfase. De wet formuleert het zo, dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen – gedurende ten minste een week – voor de belastingplichtige ter inzage legt. Uit de jurisprudentie volgt dat de inspecteur niet gehouden is om stukken naar de belastingplichtige toe te sturen.

Wat als de inspecteur weigert om inzage in bepaalde stukken te verlenen?

De inspecteur mag onder omstandigheden inzage in (bepaalde stukken van) het belastingdossier weigeren. Van deze bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt als de inspecteur vindt dat “geheimhouding om gewichtige redenen geboden is”. Op het moment dat inzage in het belastingdossier om deze reden wordt geweigerd, hoef je dit als belastingplichtige natuurlijk niet zomaar te accepteren. Helaas staat tegen deze specifieke beslissing van de inspecteur geen bezwaar en beroep open.

Wél kan in kort geding bij de voorzieningenrechter worden afgedwongendat de inspecteur inzage in (bepaalde stukken van) het belastingdossier moet verlenen. In sommige gevallen leidt dit tot het gewenste resultaat, maar het verzoek kan ook worden afgewezen. Hoewel het via de rechter afdwingen van informatie (wellicht!) invloed zou kunnen hebben op de bereidwilligheid van de inspecteur om in het hoorgesprek tot een constructieve oplossing te komen, kan het belang van inzage voor de belastingplichtige zwaarder wegen. Dit is een strategische afweging die de belastingplichtige zal moeten maken.

Conclusie

In dit blog zijn enkele punten genoemd waaruit volgt dat een hoorgesprek met de inspecteur (mogelijk) kan bijdragen aan de conflictoplossing. Daarbij is het van belang om te weten wie het initiatief tot het voeren van een hoorgesprek moet nemen. Het is duidelijk geworden dat de bal bij de inspecteur ligt. Ook volgt uit dit blog dat inzage in het eigen belastingdossier voor de belastingplichtige van groot belang is. Zo weet de belastingplichtige waartegen hij zich moet verweren en kan hij zijn positie in het conflict beter bepalen. Mocht de inspecteur inzage in (bepaalde stukken van) het belastingdossier weigeren, dan kan de belastingplichtige via een kort geding proberen om inzage tóch af te dwingen.

Stuur een reactie naar de auteur