De onverzorgd ogende digitale aangifte en het monster van Loch Ness

De inspecteur heeft op grond van artikel 16 AWR ruime bevoegdheden om na te vorderen als blijkt dat aan de eerder vastgestelde primitieve aanslag toch het nodige schort. Om van die bevoegdheid gebruik te kunnen maken moet de inspecteur beschikken over een nieuw feit, of moet de belastingplichtige te kwader trouw hebben gehandeld of moet sprake zijn van een kenbare fout. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van een nieuw feit rijst vaak de vraag of de aangifte een verzorgde indruk maakt. In dit blog ga ik in op het nut c.q. de noodzaak van het beantwoorden van die vraag.

Putting cap back on correction fluid bottle

Aangifteproces

Op grond van artikel 8 awr is eenieder die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, gehouden de in die uitnodiging gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen, te ondertekenen en in te leveren/toe te zenden. De wijze waarop de aangifte moet worden ingediend, is ook vastgelegd in de wet- en regelgeving.

De traditionele manier waarop aangifte werd gedaan, is door het invullen van het papieren formulier dat een belastingplichtige jaarlijks van de belastingdienst ontvangt. Bij het invullen van het papieren formulier moet de belastingplichtige met pen zijn gegevens, zoals bijvoorbeeld de hoogte van zijn salaris, woz-waarde van zijn koophuis, betaalde hypotheekrente, etc. Invullen. Een foutje is daarbij natuurlijk snel gemaakt. Een foutje in de zin van een verschrijving (verkeerd vakje, omwisselen cijfers, etc.). Het herstel van zo’n foutje kan via het doorhalen van het eerder ingevulde bedrag of middels het hanteren van correctiepennen (zoals tipp ex). Daarnaast was het bij een papieren aangiftebiljet ook altijd zaak dat je als belastingplichtige je best deed om zo duidelijk mogelijk te schrijven. Slordig schrijven kon zorgen voor moeilijkheden in die zin dat degene die de gegevens overnam in het systeem van de belastingdienst er iets anders in las dan de bedoeling was. Een fout die ook veelvuldig werd gemaakt, was het verkeerd optellen van de verschillende bedragen. Een telfout is snel gemaakt.

De traditionele manier van het doen van aangifte raakt echter steeds meer buiten beeld. Vanaf 1 januari 2012 zijn bijvoorbeeld ondernemers verplicht om hun belastingaangiften voor de omzetbelasting, loonheffingen, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting digitaal in te dienen. Ook ‘gewone’ belastingplichtigen worden meer en meer uitgenodigd om digitaal aangifte te doen. Uit cijfers van de belastingdienst blijkt bijvoorbeeld dat tot 27 mei jl. Al 9.500.961 aangiften inkomstenbelasting over het jaar 2018 zijn ingediend. Slechts 140.970 daarvan is op papier ingediend. Dat is in 1% van de gevallen.

Een belastingplichtige loopt met het invullen van een digitaal aangiftebiljet minder snel tegen de hiervoor geschetste problemen aan. Het lettertype van het aangiftebiljet is immers bepaald zodat slordig schrijven geen optie meer is. Het wijzigen van gegevens gaat via de backspace knop van het toetsenbord, zodat doorkrassen of tekst met tipp ex corrigeren niet meer aan de orde is. Zelf verschillende bedragen bij elkaar optellen, waardoor telfouten kunnen worden gemaakt, doet zich niet meer voor omdat het programma zelf optelt.

Zorgvuldigheid beoordelen aangiftebiljet

Nadat de belastingplichtige aangifte heeft gedaan, is de inspecteur aan zet. Hij moet de verschuldigde belasting formaliseren door een aanslag vast te stellen. Het is voor de inspecteur ondoenlijk om jaarlijks van alle belastingplichtigen het aangiftebiljet te controleren. In de overgrote meerderheid volgt hij dus de aangifte en legt de aanslag op naar het aangegeven (winst)inkomen. In een aantal gevallen zal dat niet terecht zijn en had de inspecteur het aangegeven (winst)inkomen kunnen verhogen. Daarom zijn hem door de wetgever wat handreikingen gedaan om alsnog over dat hogere inkomen belasting te kunnen heffen (de bevoegdheid tot navordering in artikel 16 awr). Die mogelijkheid is echter niet onbegrensd en betekent niet dat de inspecteur in eerste instantie de aangifte steeds klakkeloos mag volgen.

Bij de aanslagbelastingen (zoals de ib en de vpb) geldt als regel dat van de inspecteur een zekere mate van zorgvuldigheid mag worden verwacht voordat hij tot het vaststellen van de aanslag komt. Daarbij is uitgangspunt dat de inspecteur mag vertrouwen op de juistheid van de aangifte. Maar als hij gerede twijfel heeft, moet hij nadere gegevens raadplegen voordat hij tot het vaststellen van de aanslag overgaat. De vraag is dan waar de scheidslijn ligt tussen het mogen vertrouwen op de aangifte en de gerede twijfel. Met andere woorden wanneer ontstaat voor de inspecteur een onderzoeksplicht?

Verzorgde indruk

De vraag of op de inspecteur een onderzoeksplicht rust, komt met regelmaat voor in de jurisprudentie. De hoofdregel dat de inspecteur mag vertrouwen op de aangifte, wordt in die zaken – meestal – aan de hand van een gelijkluidende overweging beoordeeld, namelijk:

“(…) hij [de inspecteur] mag daarbij in beginsel van de juistheid van de ingediende aangifte uitgaan, zeker als die een verzorgde indruk maakt en van een gerenommeerd belastingadviseur afkomstig is.”

Onderdeel van deze overweging is de ‘verzorgde indruk’ van de aangifte. Ik vraag me af in hoeverre het nog actueel en relevant is om aan het criterium van de ‘verzorgde indruk’ te toetsen.

Zoals ik hiervoor al heb geschetst, heeft de traditionele manier van het indienen van een papieren aangifte plaats gemaakt voor het indienen van digitale aangiften. In tegenstelling tot papieren aangiften zijn op digitale aangiften geen sporen zichtbaar van krassen, correcties, uitwissingen (al dan niet met tipp ex), verschrijvingen en andere eventuele slordigheden die afbreuk kunnen doen aan de ‘verzorgde indruk’ van de aangifte. Bovendien is het onmogelijk om, buiten de door het aangifteprogramma geboden mogelijkheden, gegevens in te vullen of aan te vullen. Het op digitale wijze ‘onverzorgd’ doen van aangifte, lijkt dan ook per definitie onmogelijk.

De beoordeling of sprake is van een ‘verzorgde indruk’ is daarmee een wassen neus omdat de uitkomst per definitie vaststaat: elke digitale aangifte maakt een verzorgde indruk vanwege het gestandaardiseerde, digitaal in te vullen formulier. Uit de jurisprudentie leid ik niet af dat deze toets weerstand ondervindt. Daar lijkt, in mijn ogen, wel een actiepunt te liggen voor de belastingplichtige(n). Immers, als deze toets van tafel is, zal de inspecteur met iets anders moeten komen om te beargumenteren waarom hij mocht vertrouwen op de juistheid van de ingediende aangifte en dus gebruik kan maken van zijn navorderingsbevoegdheid.

Conclusie

Door de digitalisering van het aangifteproces moeten belastingplichtigen steeds meer aangiften digitaal indienen bij de inspecteur. Bij de beoordeling of de inspecteur die aangiften met voldoende zorgvuldigheid in behandeling heeft genomen, wordt echter nog steeds aangesloten bij een criterium uit het pre-digitaal tijdperk. Beoordeeld wordt of de aangifte een verzorgde indruk maakt. Een beoordeling die in feite een open deur is. Hoe kan een digitale aangifte waarin je verplicht digitaal (met het toetsenbord) gegevens in velden moet invullen, er niet zorgvuldig uitzien? Het lettertype is immers bepaald (slordig schrijven zit er niet in), wijzigen van gegevens gaat via de backspace knop van het toetsenbord (doorkrassen of tekst met tipp ex corrigeren kan ook al niet) en telfouten maken is onbegonnen werk (het programma telt verschillende kolommen samen bij elkaar). Er wordt mijns inziens aan een ouderwetse norm getoetst die in deze tijd onbedoeld de inspecteur een vrijbrief geeft om na te vorderen. Een onverzorgde digitale aangifte is als het monster van loch ness: hij bestaat niet.

Dit bericht werd geplaatst in: Belastingcontrole

Stuur een reactie naar de auteur