Belanghebbende kent conclusie van dupliek niet: terugverwijzing naar rechtbank

Samenvatting

Belanghebbende heeft na ontvangst van het verweerschrift van de inspecteur toestemming verleend om een mondelinge behandeling van het beroep achterwege te laten ‘mits bijgevoegd schrijven wordt meegenomen in de overwegingen’. Dit bijgevoegd schrijven is door de rechtbank aangemerkt als een conclusie van repliek en doorgezonden aan de inspecteur. Deze heeft daarop een conclusie van dupliek ingediend, met een nadere feitelijke onderbouwing van zijn standpunt. Vervolgens heeft de rechtbank uitspraak gedaan. Volgens het hof moeten partijen erop kunnen vertrouwen dat als zij de in art. 8:57 Awb bedoelde toestemming geven, zij de beschikking hebben over alle gedingstukken. Dat is hier niet het geval. De zaak wordt teruggewezen naar de rechtbank. (Hoger beroep gegrond.)

Commentaar (mr. I.R.J. Thijssen)

Artikel 8:57 Awb geeft aan een bestuursrechter de mogelijkheid om – na afsluiting van het vooronderzoek – een onderzoek ter zitting achterwege te laten, mits beide partijen daar toestemming voor geven. Zonder uitdrukkelijke toestemming van partijen is afdoening zonder onderzoek ter zitting niet mogelijk en is de rechterlijke uitspraak vernietigbaar wegens strijd met een goede procesorde (HR 10 november 1999, nr. 34.705, BNB 2000/3). Belanghebbende kan bij het verlenen van haar toestemming een processueel risico lopen, aangezien het veelal het bestuursorgaan is dat als laatste een processtuk (verweerschrift of conclusie van dupliek) zal hebben ingediend. Een onderzoek ter zitting stelt de belanghebbende in staat om te reageren op dit laatste processtuk van het bestuursorgaan. Als beide partijen toestemming hebben gegeven om af te zien van een zitting en daarna alsnog stukken worden ingediend, moet de rechter opnieuw toestemming vragen aan partijen om af te zien van een zitting. In het onderhavige geval ontbrak de toestemming van belanghebbende om – nadat de heffingsambtenaar alsnog een conclusie van dupliek (met een nadere feitelijke onderbouwing) had ingediend – een onderzoek ter zitting achterwege te kunnen laten. Desalniettemin heeft de rechter zonder onderzoek ter zitting uitspraak gedaan. Hierover klaagt belanghebbende terecht bij de appelrechter en deze vernietigt dan ook de uitspraak van rechtbank Breda. Maar ook al zou belanghebbende hierover niet hebben geklaagd, dan nog zou de appelrechter tot ambtshalve toetsing van het voorschrift van art. 8:57 Awb kunnen overgaan omdat het – althans door de Centrale Raad van Beroep – wordt beschouwd als een voorschrift van openbare orde. Tot op heden is het onduidelijk is of de Hoge Raad daar ook zo over denkt.

Gepubliceerd in: NDFR

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur